zondag 6 juni 2010

Echt Genoten - worth saving

Omdat hij dat schoon gezegd heeft en ik het met hem eens ben.

"Hou je van mij?" "Ja liefste." "Zul je altijd van mij blijven houden?" "Natuurlijk, mijn lief." "Ben je dat wel zeker?" "Absoluut, schat." "Vind je het niet erg om dat even op te schrijven en te ondertekenen?" "Als ik je daarmee gelukkig kan maken..." "Is het oké als ik daar een paar getuigen bij roep?" "Euh, welja..." "Maar wil je dat dan graag even officieel zeggen? Ergens in het stadhuis bijvoorbeeld, in aanwezigheid van de burgemeester, of tenminste één of andere schepen?" "Euh...oké." "Vind je het niet erg om dat alles nog eens te herhalen? Maar dan in een kerk, voor God en zijn apostelen. Of in elk geval voor een pastoor en mijn hele familie." "Mij best, schatje, maar waarom geloof je nu niet gewoon dat ik van je hou?" Het klinkt als de dialoog uit een absurd toneelstuk. En toch is dit de prelude voor de bruiloftsmars.
'Trouwen is een teken van wantrouwen,' las ik onlangs. Ha! Eindelijk een oneliner als een knuppel, voor elke hond die weer eens aan mijn kop komt zeuren waarom ik nu eigenlijk niet wil trouwen. De juiste vraag is uiteindelijk toch altijd: waarom wel ? "Omdat het toch zo romantisch is," zei onlangs een vriendin. "Elkaar de eeuwige liefde beloven. Is er iets mooiers?" Ze vond het zo mooi dat ze het al voor de derde keer wou doen; twee huwelijken die allebei opperbest liepen, op een scheiding na. Maar waarom zou ik het feest bederven door daar schamper over te gaan doen? Het is zoals even appetijtelijke als appetijtrijke Zsa Zsa Gabor ooit zei: "Je kan een man nooit echt kennen tot je ervan bent gescheiden." Toen ze vroegen hoeveel echtgenoten ze nu precies had versleten, was haar schitterende antwoord: "De mijne meegeteld?"
Ach, zolang de echtgenoten maar echt genieten. Ik ben immers gek op trouwfeesten. Zolang het de mijne maar niet is. Het is meestal beter eten dan thuis. En vaak betere soap ook. Waarbij het me ook blijft opvallen hoe iedereen altijd perfect in zijn rol valt: die van koninklijke familie, iedereen superster voor één dag. De tofste mensen heb ik al plechtiger de konthelften tegen elkaar zien drukken dan Filip in zijn stijfste dagen. "Bedankt dat ge gekomen zjit. En bedankt voor uw... even kijken... ja, uw vork en uw twee cocktailglazen."
Neen, ik heb al een vaatwasmachine. En bovendien vind ik het een veel te opwindende gedachte dat ik nu een leven lang in zonde kan leven. En dan nog wel met mijn eigen vrouw. "Hoezo je vrouw?" krijg je dan te horen. Alsof ik de moeder van mijn kinderen, de opperpriesteres van mijn lichaam en ziel, de bewoonster van mijn huis en van al mijn dromen niet mijn vrouw zou mogen noemen, zonder dat zich daar een bende pennenlikkers, regelneven en koorknapen mee hoeft te komen moeien. Geen pastoor of burgemeester in mijn bed. Ik vind het sowieso niet sexy om wettelijk verplicht te worden om samen te slapen.
Maar toch mag ik doodvallen voor ik mijn lief klinisch 'mijn partner' ga noemen. Mijn pèrtner hoor je dat dan uit te spreken. Als een zakenvennoot met wie je op boekhoudkundige wijze de lichaamssappen uitwisselt. Of nog erger: mijn vriendin! Alsof twee mensen die van elkaar houden nog vrienden zouden willen zijn!
Pas op, ik heb het ook al eens gedaan, in een vlaag van geestesverschroeiende verliefdheid. Mijn vrouw ten huwelijk gevraagd. Maar dat was dan in Las Vegas, waar je tenminste geen jaar op voorhand de feestzaal en de traiteur moet vastleggen, en een half jaar met de beide schoonfamilies moet stressen over de prijzen van de huwelijkslijst, het menu , de gasten, en of nonkel Louis whisky krijgt of niet. Nee, daar zag ik het wel zitten. In een stad waar je in het casino mag gokken met je geld, en in de wedding chapels met je leven. Waar je, echt waar, zelfs drive-in-ceremonies hebt. Met of zonder Sinatra-kwelende pastoor, fake-Elvis of direct terug inleverbare bloemen. Daar heb je tenminste al binnen de drie kwartier na de vraag resultaat van het jawoord. Niet dat ik dat heb gekregen, van de vrouw die toen nochtans de eerste vrucht van onze liefde in haar buik had zitten. Het enige wat ze antwoordde was: "Het spijt me, jongen. Maar ik ben vandaag veel te misselijk om met jou te trouwen." En dus hou ik het voorlopig maar bij een verloving van een jaar of dertig. Dat klinkt al die tijd ook wel aardig: "Heeft u mijn aanstaande ergens gezien?" Hou het nog even stil. Dit is mijn plan. Als jonge zestiger of zeventiger vind ik het wel iets hebben. Met een bos bloemen en een mandoline onder de arm gaan vragen of ze mij wil hebben als haar man. Met als voornaamste objectief: een gigantisch huwelijksfeest waar de kleinkinderen tenminste bij kunnen zijn, die op hun kleine voetjes naar huis dribbelen als ik hun als eerste het geheim in hun oortjes heb gefluisterd. "Mama, papa, pépé is zot geworden! Hij wil gaan trouwen!" "Met wie?" "Hoe, met wie?! Met mémé, natuurlijk!"


Nic Balthazar


Het echtpaar Arnolfini - J. Van Eyck (National Gallery, London)

Geen opmerkingen: