zondag 1 maart 2009

Carpe Diem - Een opdracht.

Een Opdracht voor de wereld: Geef je dag weer. Vermeld zoveel mogelijk alle belevenissen, gedachten en uitspraken. Grootse Literatuur hoeft het niet te zijn. Stream of conciousness wel.
DOEN hé!






'Shit zeg, wat een ambetant geluid' schreeuw ik terwijl ik haastig een hele stapel papieren op de grond gooi op zoek naar de bron van irritatie. Vruchteloos. Het geluid blijft snerpen in mijn rechteroor. Ik tast richting snooze en open mijn ogen. Fak. Een droom. 7u24. Om 8u vertrekken we richting brussel. God waarom is opstaan na amper 6u slaap zo'n hel? En is het de moeite om eruit te komen? Ja, helaas. Körperwelten wacht. Dode mensen op de nuchtere maag. Lovely. Ik sta op. De confrontatie met de eerste spiegel toont mij bijna als dode mens. Ik heb 15 minuten om van de dode een happy levende te maken. Spurt door badkamer en kamer. Geen tijd en zin in kledingcrisis. Of toch. Shit, te veel spiegels in the morning. Dat zwart truitje zou ik beter thuislaten. Hup, uit. Blauwe sjaal. Waar is mijn zilveren speld wanneer ik ze nodig heb. 7u45. Mijn pa roept van beneden, dat ik wel mag opstaan als ik nog meewil. Alsof ik ooit nog klaar was geraakt wanneer hij mij op dat uur uit mijn bed was komen zetten. Alsof ik nog altijd 10 ben ofzo. Ach whatever, waar is die fucking speld! Ah, misschien op de badkamer, of bij mijn ma. Nee dus. Ach dan maar zonder speld. Aargh. Spurt naar beneden. Ik haat het als mijn ma gelijk krijgt dat het met mij altijd "de vlucht naar Egypte is" (i.e. op het laatste nippertje alles 'bijeen scharen' en weg wezen) maar ook nu is het niet anders. Half ontbijt. Geen tijd meer voor een cappuccino die ik nodig had. Pech. Eigen schuld. In de auto.

Aankomen bij het station. Trein later dan we gedacht hadden. Al dat gehaast dus om nog 20min te wachten hier. Gelukkig schijnt de zon, denk ik. Mijn zus vergat thuis haar portefeuille, incl. haar pas en studentenkaart. Niet te geloven. Nooit of nooit heeft dat kind bij wat ze moet bij hebben. Ik vraag me af wat er dan wel in haar handtas zit. Oja, het was de schuld van mijn ma die zo vroeg al klaar was terwijl zij, mijn zus, nog niet en bijgevolg was ze hem vergeten. Logische redenering volgens haar. Ongelooflijk hoe altijd alles in haar ogen de schuld is van mijn ma. We staan op het perron. Mijn zus heeft het koud, weigert ter plekke te wachten en gaat terug naar de wachtzaal. Ze laat het niet na naar mij een gezicht te trekken genre "ah, gij moet niet meegaan ofzo?!" Ik maak duidelijk dat ik geen zin heb om met haar mee te gaan. Sebiet kan ik haar 5 min voor de trein vertrekt nog uit die wachtzaal gaan plukken, denk ik. Mijn ma: "Als ze hier binnen 10 min niet is ga je ze halen hé". Net wat ik dus dacht. We zetten ons op een bankje.
Na zo'n 7 minuten bleek mijn zus gelukkig schrik genoeg te hebben zowel ons als de trein kwijt te zijn en kwam ze ons zoeken. Op het perron aan de overkant zie ik een meisje uit een andere trein stappen met witte pumps onder een zwarte 'driekwart-broek'. Ze moet het koud hebben. Jeezes. Totaal over-dressed ook. Ik grijns om mijn eigen gedachten. Ze heeft haar vriend bij zich en haar pa. Ze stapten uit een L-trein die vanuit Kapelle, Buggenhout, Londerzeel enz. kwam. Haar vriend is kleiner dan zij. Nuja, misschien niet zonder pumps. Ze lijkt mij zo'n papa-kindje. Hij draagt haar handtas wanneer ze haar jasje aandoet.

Onze trein komt aan, we stappen op. Het is zo'ne grijze met blauwe zetels. Ik hoopte dat ze dat soort trein op élke lijn zouden doen rijden en niet zowat altijd op Kortrijk-Antwerpen. Da's toch vals? Nee, natuurlijk niet. Wat maakt het uit. Ik ben te moe om erover na te denken. Ik ben geen ochtendmens. In de vierzit tegenover ons zit een oudere heer. Hij leest een magazine waarvan ik niet meteen kan zien welk. Op zijn tafeltje ligt een pet zoals opa er ook altijd droeg. Een opa-pet dus. Hij lijkt verder helemaal niet op mijn opa. Ik bedenk dat het soms wel cool zou zijn als we gestorven mensen zouden tegenkomen op treinen. Lezend in magazines, op weg naar nieuwe doelen en levens. Je misschien niet herkennen, maar wij hen stiekem wel, aan kleine dingen zoals petten. Dat zou nog tof zijn. Ach misschien ook niet. Reïncarnatie, nogal ingewikkeld en te vroeg dag om daarover na te denken. Ik stop ermee en lees in het oranje 'train a destination de charlerloi-sud' waarna volgt 'trein met bestemming charleroi-zuid'. Een trein naar Brussel dus, eerst in het frans. Gelukkig ben ik geen bekrompen flamingant. Wat heb ik een hekel aan bekrompenheid. Ik denk aan gisteravond op de trein, met Benji en Robin - die ik al zo lang niet meer gezien had, denk aan wat Robin zei en moest lachen. Snel genoeg schiet er door mijn hoofd dat mensen op treinen plots uit zichzelf smilend, nogal vreemd moeten lijken voor de omzittenden en plooi mijn lach weg. De man had niet opgekeken. Ik vertel mijn ma waaraan ik dacht. Ze lacht ook. Mijn zus ergert zich veel te zichtbaar en veel te mateloos aan de muziek die uit de MP3-speler van iemand verderop galmt. Mijn ma waarschuwt haar dat het ruzie zoeken is op die manier. Bezorgdheid. Mijn zus doet alsof dat haar niet deert maar stopt ermee en doet haar ogen dicht. Ik zet mijn eigen MP3 aan, hoor wat italiaans gekweel, en zap niet weg.
Brussel Noord. De zon schijnt nog steeds. In mijn ogen nu. Mijn hoofd staat niet naar de hoerderij die ik zie en ik kijk naar de huizen en daken boven de roze vensters. Er staat een huis te koop. Wie zou daar willen wonen. Ik stop met eraan te denken en spoor verder richting Centraal. Een weg die ik komende weken drie keer per week ga doen voor mijn stage.
De man tegenover ons heeft zijn opa-pet opgezet, nu lijkt toch iets meer op opa. Met zijn jas aan ziet de man er veel steviger uit dan zonder. Misschien was dat wel de bedoeling.

Het wordt donker rondom ons. Brussel Centraal ligt in het donker. We blijven zitten. Brussel zuid is waar we uitstappen. We zien de zuidertoren en mijn ma vertelt dat de vader van haar beste vriendin daarin ooit werkte. Ik was het vergeten. Gelukkig zegt mijn ma dat zowat altijd als we de zuidertoren samen zien. Nu weet ik het dus weer. We stappen riching den Abattoir. Mijn hakken tikken op de stoep. Die van mijn zus nog luider zo lijkt het wel. Ze wordt groot, mijn kleine zus. Al is ze dat volgens zichzelf uiteraard al veel langer dan vandaag, wanneer ik het weer eens besef.

Brussel is al even ontwaakt. Ik hoor plat-antwerps gekwaak naast mij aan het zebrapad. Twee meisjes. Veel kleiner dan ik, misschien wel even oud. Ze hebben een afgeprint stadsplannetje bij zich. Zijn ze ook op weg naar de Lijken van Dr. Von Hagens? Ze worden ondervraagd over de weg of vragen zelf de weg, dat is niet echt duidelijk. Ze lachen. We steken over. In de verte zie ik het meisje met de witte pumps dat ik eerder zag in het station, ook haar lief en haar pa zijn er nog steeds bij. Ze lijken ook op weg naar Körperwelten. Ze lijkt me nog steeds kou te hebben.
Den Abattoir dus. Mijn ma verkiest levend marktgedruis boven lijken en gaat niet mee. Ik zie een pijl die de ingang aangeeft. Ik laat mijn zus de illusie dat zij het voortouw neemt. Dat doet ze namelijk graag, 'grote zus' spelen. Al snel zie ik dat ingang 2 is afgesloten, maar zij wil toch per sé gaan kijken. Ik volg haar, omdat ik haar hier niet kwijt wil spelen op die markt. Ik ken dat.

We stappen door naar de andere ingang. Je kan aan de mensen zien wie er naar de expo gaat en wie hier groenten en/of kleren komt kopen. Ik hoor momenteel bij de eerste groep en haat het een beetje. We gaan naar binnen. Ons hak-getak weergalmt in de keldergangen. Er hangen paarse doeken met spreuken en citaten van Shakespeare tot Vesalius aan de wanden. Me likes it maar heeft geen tijd om ze allemaal te lezen. We staan in de rij voor de kassa die helaas het crap-igst blijkt nadat we er al even onverrichtter zake voor staan aan te schuiven. Het koppel achter ons in de rij praat over de Prijs die inderdaad een hoofdletter verdient. Ze gaan hun identiteitskaart laten zien als diene jongen aan de kassa niet gelooft dat ze 62+ zijn. Ze beginnen terecht over zijn onkunde en traagheid te zeuren. Ik geef de dame gelijk wanneer ze zich luidop afvraagt waarom de derde kassa op dat moment niet open is. Mijn zus zeurt ook volop en veel te zichtbaar. Ik bedenk dat de mens een triestig wezen is als hij zanikt, zaagt en zeurt en stop er onmiddellijk mee. Ik hoop dat de mensen achter mij dat ook af en toe bedenken en geen verzuurde 62-plussers zijn. Ik hoop het echt.

Körperwelten bleek het bezoek dubbel en dik waard. Dat wist ik ook 6 jaar geleden al wel toen ik met multimega-spijt in het hart, de vorige KW-tentoonstelling moest missen.
Ik ben één en al fascinatie. Over hoe zichtbaar alles is wat normaal goed verborgen zit. De meeste lichamen zijn mannen. Vreemd. Ik vraag me af waarom. Misschien zijn vrouwen minder geneigd hun lichaam aan de wetenschap te schenken. Ik vind het geen pasklaar antwoord. Ik zie rokerslongen. Rots-achtig, zijn ze. Ik hoop nooit lucht te moeten puren uit rotsen. De 'gezonde longen' zijn verontrustend minder roos en meer grijs dan ik gedacht had. We nemen blijkbaar veel meer vuiligheid in ons op dan we beseffen. Ik bedank Von Hagens voor het inzicht. Achter mij hoor ik iemand zeggen: "Kom, ik moet dat niet zien." Ik draai me om, kijk de - vermoedelijke - roker aan en lach een beetje. Liever ogen toe dus. Oh verdoemde mens.
Er komt een koppel voorbij met een heel klein kindje in een kinderwagen. Het kindje kijkt met grote wakkere ogen omstaanders, waaronder mij, even aan en lacht. Ik bedenk dat dat kind zich misschien een bult moet schrikken hier op de tentoonstelling met al die 'mensen zonder vel'. Ik lach, stel je voor dat het kind voor altijd denkt dat deze dode mensen hier stiekem in de verborgen kelders leven net als wij, levenden, bovengronds. Man, wat heb ik toch teveel fantasie. Back to reality, de ontlede mens. Ik zie een als Vitruviusman voorgesteld lichaam.
Even later dode bebies en foetussen. Zonder kinderwagens. Van elk stadium is er eentje. Ik sta ervan te kijken hoe fantastisch wonderlijk het is dat ik zo'n 20 jaar later, levend en wel, kan zien hoe mijn leven ooit begon. Als speldenknop. Bebies zijn levensvatbaar vanaf 23 weken, lees ik. In theorie natuurlijk. Ik kijk naar de kindjes achter glas die misschien heel gewenst waren en de kinderwagens niet haalden. Ik hoop heel stil nooit mijn kind in mijn enkele hand zo te zien liggen. Ik hoop het echt. Ik meet het laatste stadium. Het kind lijkt vredig te slapen. Twee handen groot. Het is maar dat ik het weet.

Even later staan mijn zus en ik terug buiten, mama wacht ons al op aan de afgesproken plek. We moeten ons weer huiswaarts haasten want mijn zus en mam moeten nog in Aarschot geraken vandaag.

Op de trein kijk ik naar hoe de gouden kroon op het justitiepaleis weer blinkt in de zon. Hoe lang zou dat geleden zijn? De rest van de restauratie moet nog afgewerkt worden. Het zal nog wel even duren. Ik vraag me af wie weer de architect was van dat eclectisch gebouw. Ik heb het geweten. De vier mensen schuin tegenover ons spreken een taal waarvan ik niet meteen kan horen wat het is. Ik gok Fries. Ik vraag mijn ma wat ze denkt. Ze was echter niet aan het luisteren en kan het nu niet meer horen door de rijdende trein. Never mind.

Thuisgekomen. Ik lummel en rommel wat rond in huis en op mijn kamer de rest van de dag. Lees nog wat voor mijn bachpaper die ik stilaan naar de maan begin te verwensen. Niet goed. Ik weet het. Ik los het wel op. Na het eten kijk wat tv. Een film op vijf-tv toont mij beelden van Praag waar ik enkele jaren geleden was en Venetië waar ik in november nog was. De film is daar duidelijk in de zomer opgenomen. Wij hadden kou. Maar ook wel zon. Good times. Ik bedenk dat ondertussen in Genova Rut haren Adrian moet zijn aangekomen. Ik hoop dat ze het tof gaan hebben in Venezia. Zal wel. Ik wou dat ik ook direct terug kon, maar maal er niet om. Telefoon voor mij. Een vriendin die nood heeft aan wat ex-boyfriend-uitlaat. Ik bied mijn luisterend oor terwijl ik nog met een half oog het einde van de film meepik, cappuccino drink en een stukje heerlijke amandelcake probeer te eten. Alleen dat laatste lukt niet. Praten aan de telefoon met cake in de mond blijkt niet praktisch en gewoon ook not done. Zeker wanneer het over ex-boyfiends gaat. Zo is dat. Ik zet de tv uit, mooie beelden, maar een cliché-filmpje. Ik ga boven verder telefoneren. En ben dat anderhalfuur later nog steeds aan het doen. Met dezelfde vriendin.
We besluiten dat het tijd wordt om ofwel nog iets nuttigers te doen ofwel te gaan slapen. Ik ben nog niet moe en zeer verslaafd aan internet. Ik werk nog wat aan mijn gidsbeurt voor volgende week. Te weinig, maar morgen is er nog een dag. Ai, slechte instelling. I know. Ik begin er meer en meer van overtuigd te geraken om mijn bachpaper met promotor en al te veranderen en post iets over flapdeuren op een of ander forum dat ik nogal frequenteer. Ik ben in Julia Nunes Mood en bekijk nog wat youtube-filmpjes van haar. Het huis is stil. Iedereen slaapt. Ik sluip naar beneden om de weekendkrant stelen en keer terug naar boven. Bedenk dat de titel 'Extremely loud and incredibly close' eigenlijk mijn karakter soms wel wat vat. Maar gelukkig niet geheel. Ik lach met mijn bedenkingen. Ik kruip in bed, lees in DS magazine de column van Tom Heremans - oh gelukkig niet die geit van een Jelle VR deze week - en val in slaap. 3u. Lot, veel te laat, kind.

Geen opmerkingen: